Te voet naar Rome - Blog van Sophie H.

  

Ik heb het idee opgevat om te voet te reizen van Utrecht naar Rome en vandaar verder naar Kreta, alles bij elkaar is dat zo een 2750 kilometer lopen. Toen de eigenaar van de MBT-store er van hoorde dat ik naar Rome zou lopen, stelde hij mij voor om de reis te lopen op MBT schoenen. Ik had daar nog nooit van gehoord. Ik paste de schoenen en was compleet verrast door de bijzondere technologie, waardoor het voelt alsof mijn voeten vanzelf van de grond komen. Masai Barefoot Technologie, een technologie waarbij de conditie is gecreeerd waaronder Masai op blote voeten lopen, de conditie van een zachte ondergrond. De schoenen zullen helpen blessures te voorkomen en mijn houding en doorbloeding optimaal te maken. Op zulke schoenen heb ik nog meer zin in de reis die voor mij ligt. Ik ben nieuwsgierig naar de effecten van deze schoenen en ik wil er graag regelmatig over berichten. 

Lees de gepubliceerde blogs hieronder:


 

Blogbericht 10 augustus 2016

Woensdag 10 augustus 2016

Dag beste lezer(es),

Mijn naam is Sophie H, ik ben 46 jaar oud.  

Ik heb het idee opgevat om te voet te reizen van Utrecht naar Rome en vandaar verder naar Kreta. In een mooi bagagewagentje, gemaakt door de vorige eigenaar, neem ik mijn tent, kampeer- en reisspullen mee. 's Nachts slaap ik tussen de bomen, of mag ik mijn tent opzetten in iemands tuin. Al eerder heb ik lange afstanden gewandeld, maar deze reis zal een bijzondere zijn. Het is een reis waarin ik mij zal voorbereiden op mijn nieuwe baan als internationaal vrachtwagenchauffeur.  

De reis van 2000 kilometer naar Rome, zal door Duitsland en Oostenrijk voeren. De Reschenpas voert mij naar Italië. In Italië zijn verschillende wegen die mij naar Rome kunnen brengen. Onderweg zal ik de verschillende mogelijkheden afwegen. Wellicht neem ik niet de kortste weg. Het gaat niet om het doel, maar om de reis. Vanaf Rome loop ik naar Bari, vanaf Patras naar Athene en op Kreta naar Chania. Bij elkaar zal ik van Delft naar Chania geschat zo'n 2750 kilometer afleggen. Toen de eigenaar van de MBT-store er van hoorde dat ik naar Rome zou lopen, stelde hij mij voor om de reis te lopen op MBT schoenen. Ik had daar nog nooit van gehoord. Ik paste de schoenen en was compleet verrast door de bijzondere technologie, waardoor het voelt alsof mijn voeten vanzelf van de grond komen. Masai Barefoot Technologie, een technologie waarbij de conditie is gecreeerd waaronder Masai op blote voeten lopen, de conditie van een zachte ondergrond. De schoenen zullen helpen blessures te voorkomen en mijn houding en doorbloeding optimaal te maken. Op zulke schoenen heb ik nog meer zin in de reis die voor mij ligt. Ik ben nieuwsgierig naar de effecten van deze schoenen en ik wil er graag regelmatig over berichten. 

Volgende week dinsdag (16 augustus) zal het avontuur beginnen! Ik zou het leuk vinden als je mij wilt volgen via mijn blog welke ook op de site van MBT-store Den Haag wordt gepubliceerd.


 

Blogbericht 25 augustus 2016

  

AL EEN WEEK OP REIS

Na drie kilometer ging ik even zitten. Ik was hier nog thuis, maar ook al op reis. Ik belde Mees. 'Ik ben de melk en mijn zonnebril vergeten.' Samen met Erik fietste hij naar me toe. Bij het afscheid, nu voor de tweede keer, gingen zij weg, in plaats van ik.
Ik probeerde te wennen aan het wagentje. En telkens na een uur lopen, brandden mijn voeten zo erg, dat ik moest stoppen om mijn schoenen uit te doen. Ik was er wel wat over bezorgd. Zou die brand wel over gaan?
Veertig kilometer liep ik op mijn eerste dag. Ik overnachtte op een vlonder aan het water, bij mijn buurvrouw's dochter en haar gezin. En toen ik wakker werd op die romantische plek, dacht ik: 'Ik ga naar huis!' Was het angst of intuïtie? Dat wist ik ook niet. Ik liep dan toch eerst verder. Mijn schoenen zaten comfortabeler op de tweede dag maar de tekenen van blaren waren er al. De eerste dagen zwierf ik wat rond naar familie en vrienden. En toen werd het serieus.
Ik loop nu ongeveer 30 tot 35 kilometer op iedere dag. Mensen stoppen om te vragen wat ik van plan ben. Ze geven mij kersen of een appel. Van die dingen voel ik blij en verbaasd. De wereld heeft veel gastvrijheid. In de avond vraag ik aan mensen of ik mijn tent op mag zetten in de tuin. Ik ben vaak welkom en het zijn heerlijke ontmoetingen. Op andere avonden zet ik mijn tent op een eenzame plek in het bos. Ik ben dan bang, dat wel. Maar niet bang genoeg om niet uiteindelijk te gaan slapen. Ik heb blaren gekregen, maar ze hinderen mij niet. Overal vertel ik over de bijzondere schoenen die ik aan heb, want ze zijn fantastisch. Ik ben niet moe na een dag lopen, niet stijf, geen last van mijn heupen.
Ik heb nu, denk ik, zo'n 250 kilometer gelopen. Morgen zal ik wel in Duitsland aankomen, voorbij Roermond. Dat zal mijn reis weer helemaal anders maken. Ik zal het wel vertellen.
Bedankt voor reacties die jullie schrijven op mijn blog (http://mbtopreis.blogspot.nl/). Die doen mijn hart heel goed!
Veel liefs van Sophie


Blogbericht 9 september 2016

Niet altijd reis ik gemakkelijk. Het zou vreemd zijn daar niet over te schrijven. Maar mijn lieve moeder leest het ook! Daarom aan mijn moeder: Lieve Mem, niet alles is gemakkelijk, maar wel alles is goed! Ik heb mij eerst veel opgelegd; zoveel kilometer per dag, gezond eten, iedere dag koken. Ik doe dat allemaal niet. Ik denk: 'Ik ga nu nog niet uitrusten, ik kan nog verder lopen.' En op dezelfde tijd dat ik het denk, loop ik naar dat bankje en ga zitten. Ik blijf hangen in Koblenz, want het is daar zo mooi. De gedachte dat ik een slaapplek moet vinden, zet mij niet in beweging. Gezond eten doe ik wel. Havermout, noten, vijgen, bonen, vis, ...  Dan denk ik aan Jochem, die dat ook belangrijk vindt en erover advies gaf ((-: 

In Ludenhof overnachtte ik in een vrolijke tuin. De tuinstoel en een stekkerdoos werden bij mijn tent gezet. En een heerlijk ontbijt, de volgende morgen om zeven uur. 'Zijn dat goede schoenen die je draagt?', vroeg Gertrude, de vrouw van het huis. 'Ja, hele goede schoenen!', zei ik, 'Kijk, ze lopen rond. Men noemt de schoenen MBT!' Ik zou niet weten hoe ik er in Duits iets over kan zeggen, maar de man van het huis zegt: 'Ooohhh... MBT... die heb ik ook!' Hij haalt ze tevoorschijn   We zijn allebei enthousiast. Ik verdwaal nogal vaak, altijd rond twee uur in de middag. Als ik eindelijk bij de Rijn aankwam, voelde het bijna als een historisch moment. Ik overnachtte op een prachtige plek aan de oever. Maar ik was de hele nacht bang. Zo bang dat ik nauwelijks sliep. En ook de nacht erna was ik bang. Op een veld tegen een rij bomen aan. Ik weet dat ik zo niet gezien kan worden, maar van dat weten raakte ik niet gerust. Het was koud, die nacht. Ik kreeg mij niet goed warm. Maar er waren zoveel sterren aan de hemel! Zoveel had ik nog nooit gezien  'Heb je vannacht de sterren gezien?', vroeg iemand mij, 'Het is zeldzaam, en het is vooral op deze plaats goed te zien,' 'Ja, ik zag ze. Ik dacht al: wat veel!'

Omdat ik veel had gelopen en weinig had geslapen, was daar mijn eerste kleine break-down. Ik liep nog hooguit tien kilometer per dag en  had veel aandacht nodig voor allerlei emoties. Ik mis mijn vader, dat in de eerste plaats. De vorige nacht sliep ik weer aan de oever, een prachtige plek tussen bomen In het zand. Ik ben daar vandaag gebleven. Ik heb mijn haren en mijn kleren gewassen in de Rijn. Schoon is het misschien niet, maar wel weer zacht en met de geur van zeep. Ik heb reparaties uitgevoerd en verbeteringen aangebracht. Het was daar zo mooi en ik voelde zo vrij! Vannacht slaap ik in de tuin van een soort gezinsvervangend tehuis. Een prachtig oud huis met een tuin. Overal om mij heen zijn die monumentale huizen! Ik slaap vannacht gerust. Ik heb mijn hele eigen douche en wc, en morgen ontbijten we samen. Ik verheug mij daar op.

Al ruim twee weken ben ik onderweg. Het ritme van lopen is fijn. Iedere kilometer hoort bij de reis. In de eerste dagen heb ik vaak aan mij geroken. Nee... geen azijn of aceton. Dat had ik in de film gezien en me er op verheugd. Ik kijk. Ik kijk de hele dag. Soms, aan een lange weg, zie ik minutenlang het zelfde.  'Mijn ogen hebben hier geduld voor nodig.' denk ik. Ik heb zoveel vrachtwagenrijlessen besteed aan ver vooruit kijken. Maar nu is dichtbij kijken juist de kunst. De dichtbije opmerking van details. Terwijl ik loop, vang ik flarden van gesprekken op. Soms verbijsterend, soms ontroerend. Ik denk: 'Het zou toch wel een gek leven zijn, als je steeds alleen maar met flarden leeft.' Maar gesprekken zijn er ook veel. Met mensen die mij aanspreken. Obviously vanwege mijn wagentje. Ik hoor zoveel verhalen. Ik herinner één gesprek: 'Meneer, weet u waar de Kapelse Poort is?' Hij legt het mij uit. Hij vraagt: 'Waar ga je heen?' 'Ik ga naar Rome.' 'En als het niet lukt?' 'Dan lukt het niet. Dan komt mijn broer mij halen.' 'Goed! Ik ben vroeger manager geweest van dat en dat. Ik mocht niet falen van mezelf, maar toen...'  Hij vertelt een heel leven en kostbare ontdekkingen. Ik geniet van de gesprekken. Met vertrouwen heeft het misschien niet veel te maken, ik ben een vreemdeling. Maar soms lijkt het alsof een hart een nieuw idee krijgt, op gang gebracht door de aanblik van de wandelaarster.

Ik kwam in Duitsland aan op de elfde dag. Dat was mijn verjaardag. Ik liep door velden maïs en pompoenen, uur na uur. Ik moest wennen aan het nieuwe land, zou ik hier welkom zijn. Een fietser riep: 'Morgen'. Voor ik wist hoe ik een groet terug zou uitspreken, was hij al lang verdwenen. Ik voelde me onbeholpen doordat ik de taal niet spreek. Aan het einde van de dag vroeg ik aan een man of ik in zijn tuin mocht blijven. Hij was daar met zijn kleinzoon. Hij zei: 'Ja, blijf hier. De tuin is groot genoeg.' We dronken koffie en ik had dadels. Inmiddels in de schemering, zette ik mijn tent op. Ik hoorde de vrouw van het huis ruzie maken met haar man. De kleinzoon liep naar me toe en legde het uit. Zijn oma was boos dat haar man zo argeloos had vertrouwd. Wie loopt er in deze slechte wereld alleen naar Rome? Waarschijnlijk had ik een telefoon en zou ik in de nacht mijn vrienden bellen om hier de boel te plunderen. Ze wilde tenminste een foto van mijn paspoort. 'Ik ben zo niet, ik ben tamelijk betrouwbaar,' wilde ik zeggen. Maar ze zou niet weten of het waar was. Ze wilde me in de eerste plaats niet eens ontmoeten. Ik wilde weer weg gaan, maar de man van het huis stond er op dat ik bleef. Zo is het gegaan, We zaten nog uren lang in de tuin. Vrienden en familie kwamen langs, het was zo gezellig. Maar de vrouw van het huis kwam niet meer buiten.

Ik heb ondertussen veel hartelijke Duitsers ontmoet. Ik ben hier welkom, ik weet het al. Ik slaap in tuinen, wordt uitgenodigd om te komen eten, of koffie drinken. Ik vroeg aan een vrouw of ze mijn waterflessen wilde vullen voor onderweg. Na een tijdje kwam ze terug. In één fles was het water niet helder. Ze zei: 'Hier heb ik calcium en magnesium in gedaan, voor als je moe wordt.'  Dat was hartverwarmend meegedacht.  De avond ervoor had ik ook water gevraagd. Aan een man aan de deur. Hij zei: 'Ik heb al geld gedoneerd.' 'Goed, maar heeft u water voor mij?' 'Ik heb al gegeven. Ik heb geld overgemaakt!' Ik begon te lachen. De man keek vreemd, maar sloot de deur.  Daar zouden Erik en ik een toneelstuk van kunnen maken!

Mijn reis gaat langs rivieren. Eerst liep ik langs de Roer, nu loop ik langs de Rijn. De dorpen en steden aan rivieren zijn levendig. Mensen spelen in het water, zitten bij elkaar op bankjes of in een park. Het lijkt makkelijk om het leven mooi te maken.  Er is zo veel te zien, zo veel dat ontroert. Ik geniet er veel van.


Blogbericht 10 september 2016

IN HEIDELBERG

De eerste keer dat ik hier in Heidelberg kwam, was het met de idee dat het er middeleeuws zou zijn. Heidelberg had eens gehoord bij mijn vocabulaire als ik vragen en antwoorden leerde uit de Heidelbergse catechismus. Kon die historische stad modern en hedendaags zijn geworden? Het is een kleine vriendelijke stad met een fontein die in deze warme dagen zoveel goed doet aan die mens die aan de zijkant staat en de rondvliegende druppels opvangt. Ik ben van mijn route afgeweken om de familie, die ik in Heidelberg ken, op te zoeken. Het was een onderneming, sinds ik rond een uur of zes in de 'Randstad' aankwam, waar ik de rivier Neckar zocht naar Heidelberg. In samengegroeide steden is het moeilijk een plek te vinden voor de nacht.  Ik liep door Ludwigshofen naar Mannheim over de Schumacher Brucke. De brug was moeilijk te vinden, min of meer verstopt in een 3 etages hoge labyrint van snelwegen. Twee studenten liepen met me mee tot waar ik de brug kon zien. De brug was afgesloten voor fietsers en voetgangers, vanwege schade. Auto's reden er wel over heen, zou de brug dan mij niet houden? Ik wurmde mij en het wagentje langs de afzetting. Een beetje bezorgd was ik wel, dat ik mogelijk naar beneden kon storten. Aan de overkant opnieuw een afzetting en daar kon ik op geen één manier langs komen. Terug gaan zou ik zeker niet. Er was een trap. Die leidde naar een haven vol containers en vrachtwagenchauffeurs en beladers. Iemand zou mij nu wel helpen, dacht ik. Een vrouw alleen, nu bijna middernacht, verdwaald op een haven. Iedereen liet mij volkomen links liggen. Ik had mijn plan en mijn probleem uitgelegd, dat wel. Ik hoorde vrachtwagenchauffeurs met elkaar praten en lachen en zeggen: 'Alle wegen leiden naar Rome.' 'Zij worden mijn collega's', dat was een niet aantrekkelijke gedachte. Maar ik keek mijn ogen uit op die haven met grote machines die containers verplaatsten, vrachtwagens op- en aflaadden. Na een tijdje besloot ik om in beweging te komen. Beweging verandert de situatie. Het zou mij nieuwe opties geven. Ik kwam in de bewoonde wereld, tenslotte bij een fietsers wegaanwijzing naar Heidelberg. Nog 24 kilometer. Ik was te moe om mijn tent op te zetten, daarom bleef ik lopen. Rond acht uur kwam ik aan in Heidelberg. Langs de Neckar in de zon ging ik eerst slapen. 

EEN WONDER, GEEN TOEVAL

Na de Rijn, waren de velden een frisse afwisseling. Ik ging weer af en toe naar links of rechts. Het was daar zo mooi dat ik er wilde blijven. Tegen een bomenrij ben ik in de nacht onzichtbaar, ik weet dat. Het was idyllisch. Een veld met hooibalen en op de achtergrond een dorp en een kerk. De volgende morgen kwam een hert uit de bomen op het veld rennen. Wat zou er 's nachts allemaal gebeuren, dicht bij mijn tent als ik slaap. Ik brak vroeg op, bleef nog zitten om het mooie uitzicht. Een jeep kwam aan. Er in de eigenaar van het land. Wat ik daar deed? 'Ik heb hier vannacht mijn tent opgezet. Ik wist geen andere plek en het is hier zo mooi.' 'Je had onder de brug kunnen slapen,' antwoordde hij. 'Ja, als ik van die brug wist, zou ik eraan hebben gedacht,' zei ik, 'Is dit uw land?' Het was zijn land en ik bood mijn excuses aan. Hij zei: 'Blijf hier, dan haal ik koffie.' Hij schoot een vogel, ik kon er niets aan doen en hij kwam terug met koffie en broodjes.  Ik was blij want het was zondag. Dan is hier geen winkel open. Ik liep de hele dag. Ik zag een goede plek voor mijn tent. Maar ergens vandaan kwam de indruk dat ik beter naar de volgende dorp kon lopen. Ik vond daar een wijnhuis, waar ik in de tuin mocht kamperen. Een familie die de druiven verbouwt, de wijn maakt, proeft en flest, serveert en verkoopt. Het hele proces. Ze vroegen of mijn wagen licht liep. Nee, de balans is moeilijk te vinden en een verbinding begon te breken. De eigenaar was al naast de wagen geknield. Hij wilde het lassen als ik bleef. Zijn broer kwam er bij en samen namen ze mijn hele wagentje onder handen! Ik had me er zorgen over gemaakt en nu was het opgelost! Ik kreeg druivensap mee, want wijn drink ik niet vaak.


Blogbericht 1 oktober 2016

ACHTER EEN STAPEL HOUT

Vier dagen bleef ik in Heidelberg, bij Alican en Mareike en hun twee mooie kinderen. Alican vroeg in de avond of ik zin had in een wandeling. Een wandeling? We moesten er om lachen, maar toch maakten we bijna iedere avond een wandeling door Heidelberg. Ik genoot zoveel van het gezelschap van de familie en ik was helemaal fris en schoon en uitgerust toen ik weer verder ging. Het is alweer lang geleden, want ik ben al bijna in Italië. Morgen misschien, of de dag na morgen. Ik kampeer nu achter een stapel hout, naast een prachtige snelstromende rivier vol stenen en een hele mooie groene kleur van de herfst. Het was al bijna donker toen ik hier aankwam. Ik had aan een man gevraagd of ik in zijn tuin mocht blijven. Hij liet mij zijn tuin zien. Een grote tuin, maar bijna helemaal bezet. Nog een klein beetje gras. 'Mijn tent past daar niet op,' zei ik. Dan kon ik misschien naast de kerk kamperen, de dienst zal morgen pas om tien uur beginnen.. In de kerk zat ik een kleine tijd om er over na te denken. Ik liep verder, want naast de kerk kampeerde ik bijna op de straat. In het donker kan ik mij goed redden. Ik weet precies welke tent stok waar hoort, ik ken de vormen van mijn spullen, ik weet hoe zwaar het pannetje is als er genoeg water in zit voor koffie. Maar als ik ergens ben neergestreken, wen ik eerst aan de nieuwe geluiden van die plaats en aan lichtstromen die er zijn; soms de maan, soms licht van auto's van een weg in de buurt. En als ik het licht en de geluiden ken, ga ik slapen.

Er zijn veel mooie mensen. Soms komen ze naast mij lopen of rijden. Ze vragen wat ik van plan ben. Ze geven mij een hand of een zegen. Soms vertellen ze mij van hun leven en ik stel alle vragen die ik heb: wat is een ferienwohnung, waarom staan al die houten huisjes in de weilanden, wat zeggen de mensen tegen elkaar als groet, ik kan dat heel de tijd niet verstaan. Ik ben het weer vergeten, maar het klinkt als 'christien'. Daarom zeg ik ook 'christien'. Met een lach.

VERSLETEN BANDEN

Mijn eerste paar schoenen zijn nu bijna door de zool. Erik heeft een nieuw paar MBT-schoenen naar Landeck gestuurd. Ik heb ze daar gister opgehaald, precies om kwart voor zes. Mijn eerste banden zijn ook versleten. Ik heb er niet op tijd aan gedacht. Het werd pas goed door mij gezien toen ik vandaag een lekke band had. Er waren drie gaten, zoals het leek, en ik had nog vier plakkers. Ik plakte die en rustte er van uit. En nog voor ik verder wilde gaan, was de band weer leeg. Weer drie gaten en een paar oplossingen: ik kan de band steeds oppompen, ik kan één gat plakken met de ene plakker, ik kan de reparatieset van mijn tent of van mijn matras gebruiken, ... Tenslotte heb ik de ene plakker in drieën gesneden en het is gelukt. Nu heb ik geen plakker meer en morgen is het zondag. Ik weet niet precies wat ik zal doen. Misschien blijf ik achter deze stapel hout aan de rivier tot maandag, sinds ik vlak bij een stadje ben met winkels. Of ik probeer de Reschenpas te halen en ik zoek in Reschen nieuwe banden. De maker van mijn wagentje zoekt op dezelfde tijd ook naar banden voor mij. Die wil hij naar mij sturen en ik moet inschatten wat de plek zal zijn die ik kan halen met deze feitelijk versleten banden. Het is een lichte confrontatie met mij. Ontkenning van wat ik niet wil weten, en moeite met besluiten maken. Maar dit heb ik steeds ontdekt: de tijd ontvouwt de oplossing. Daarom wacht ik soms een tijdje, tot ik weet wat ik zal doen.

ARLBERGPAS

Lopen door de Alpen vind ik fantastisch. Het is hier zo mooi! De natuur vind ik indrukwekkend en de dorpjes liefelijk vriendelijk. Donderdag ben ik over de Arbergpas gegaan. Inspannend, maar niet boven mijn kracht. Ik liep over de autobaan. Auto's langs mij heen in haarspeldbochten. Het was niet verboden en ook niet comfortabel. Halverwege vroeg ik in een café of er geen andere weg voor mij was. Dat was er niet meer, maar de eigenaar maakte koffie voor ons. 'Veel Nederlanders komen voorbij op de fiets. “Je bent de eerste lopende Nederlandse die ik hier heb gezien”, zei hij. “Als je terug komt, moet je zorgen dat je iets lichter bent.” Het is waar, ik ben feitelijk te zwaar. Zelfs terwijl ik in Heidelberg al zo'n drie kilo naar huis stuurde. Ook die gekke overschoenen die ik nog op het laatste moment heb genaaid en waarom Dick mij de vrolijke naaister noemde. Maar ik was trots op mij, toen ik over het hoogste punt liep. En, weer afdalende, kwam een chauffeur in een vrachtwagen mij tegemoet die toeterde en zijn duim opstak. Victorie.


Blogbericht 3 oktober 2016

AAN DE INN

Dank je wel Epie, voor je lieve berichten. Die doen mij goed! Ik vind het superleuk dat je meereist. De zondag bleef ik achter de stapel hout, geholpen in mijn besluit door de regen. En ik durfde feitelijk ook niet verder te lopen met mijn versleten banden, zonder plakkers. Ik vond het niet gemakkelijk om wil te voelen voor beweging. Daarom ging ik eerst weer slapen. Wakker werd ik van de zon, die zo vaak het leven anders maakt. 'Wat kan ik doen en wat heb ik nodig?', vroeg ik mij af. Ik maakte koffie, toen ruimde ik de tent. Ik maakte mijn zelfgemaakte stoeltje schoon en begon aan het schoonmaken van mijn kleding. Ik waste ze grondig met een blok zeep dat ik van Anne had gekregen. Al die dingen in een rustig tempo, sinds het regelmatig regende. De omgeving verbijsterde mij door haar schoonheid. Aan de ene kant een rotsachtige hoge berg, aan de andere kant een prachtige rivier. Rivier de Inn. Naast mijn tent was een pad naar beneden naar de rivier. Ik sleepte veel water naar boven in mijn pannetje. Voorzichtig dat ik niet uit zou glijden over de natte keien en mijn enkel breken of zoiets. Feitelijk geloof ik niet dat die dingen zullen gebeuren, maar het kan. Waar gaat het leven over, als je op mijn manier op reis bent en niemand die je tegenkomt kent, en geen enige verantwoordelijk hebt, vraag ik soms aan mij. Maar zo bezig te zorgen voor de kleine dingen die nu zo belangrijk voor me zijn, voel ik me sterk worden en een diepe vriendschap en respect voor mijn eigen hart. De hele dag was ik in de weer. Ik waste mijn haren in de rivier, en probeerde mijn kleding droog te maken met de warmte van waxinelichtjes. Ik kookte bonen en mais en tonijn en tenslotte besloot ik koffie te maken van rivierwater, sinds ik geen ander water meer had. Ik was tevreden en gelukkig. Een eend zoefde razendsnel voorbij op de stroom. Ik moest er om lachen.

Opeens zag ik een tand door het grondzeil van mijn tent steken. Had ik mijn tent op een dier gezet? Het zag er uit als een slagtandje. Ik zette er een beker op, om mijn matras te sparen. Wat een geluk dat die tand niet in mijn band was terecht gekomen. Vanmorgen heb ik het gat in het zeil geplakt. Onder mijn tent lag een kaak, alleen een kaak. Ik zou niet weten van welk dier het was. Twee slagtanden aan de voorkant en verder alleen kiezen. In het kleine plaatsje Pfunds vond ik buitenbanden en binnenbanden. Ik kan weer verder op reis.


Blogbericht 10 oktober 2016

MERANO EN BOLZANO (BOZEN)

Met mijn nieuwe banden op zak, loop ik veilig nog zo lang mogelijk door op de oude banden. En nu na een week, zijn het nog steeds de oude banden die mijn wagen dragen. Ik ben al lang over de Reschenpas, nu in Bolzano. Dagen achtereenvolgens heb ik gelopen en in de natuur geslapen en bijna niemand gesproken dan alleen de nieuwsgierige mens die graag wil weten wat ik van plan ben en respect betuigt. Die kleine ontmoetingen doen mij goed, sinds ik mij soms eenzaam en ontheemd begin te voelen. Aan het einde van de middag bereikte ik Merano, een kleine drukke stad. Het was geen gunstig tijdstip om een stad te bereiken, dat wist ik inmiddels wel, want in of dichtbij een stad vind ik niet gemakkelijk een plek om te slapen. Ik overwoog om in een appel boomgaard mijn tent op te zetten. Maar het is de tijd van oogsten en ik vind het net te brutaal sinds de kans groot is dat ik in de morgen de appelplukkers rond mijn tent zal zien staan. Daarom ging ik verder. Dat zijn de momenten dat ik het los laat en hoop dat er opeens een perfecte plek verschijnt en meestal is het zo gegaan. Ik zag een weggetje omhoog, naar wat leek op een bossig gebied. Het liep naar een huis, waar precies een man en vrouw in de tuin liepen. Ik vroeg of ik daar mocht blijven. Ze begrepen mij niet. Ze dachten dat ik bij de buurvrouw wilde zijn. Ze zeiden veel en ik begreep hun niet. Ik dacht dat ik bij een gasthuis was aangekomen. Toen werd het hen en mij duidelijk. Zij woonden daar en ik zocht een plek. Zij hadden een logeerbed voor mij. Ik at met hen spaghetti en we praatten tot diep in de nacht. Ik ben bij hun, bij Andrea en Petra, een paar dagen gebleven. Ik hielp de schuur bouwen en ik vergat feitelijk dat ik op reis was. Ik had daar wel voor altijd willen blijven en dat was zelfs mogelijk.  Andrea kwam aanlopen met een jampot. Er in zat een schorpioen die hij in de tuin had gevonden. Het was een kleine schok voor mij, sinds ik nog nooit een levende schorpioen had gezien en ook niet wist dat die in Italië rondlopen. Een paar nachten eerder, zo in de morgen rond vijf uur, was er bij mijn tent dicht bij de weg een dier aangekomen. Hij had tegen mijn tent geduwd, alsof hij die omver wilde halen en met zijn klauw vier scheuren in mijn tent gemaakt. Ik had rechtop gezeten, niet wetende wie het was en wat ik moest doen. Ik had gauw mijn schoenen aangetrokken en scheen met mijn zaklamp. Het dier was weggegaan en ik ook, zodra het licht was geworden. Tot nu toe was ik vooral bang geweest voor mensen. Dat dier heeft het veranderd, hoewel hij geen agressieve geluiden maakte en na een tijdje weer weg wandelde. Ik sliep sinds dien met mijn kleren aan, zodat ik snel kon vluchten. Vrienden hebben mij gerust gesteld: het was zeker geen dier dat mensen eet, het was alleen een nieuwsgierig dier.

Nu ben ik in Bolzano. Bij een café met vier paarden. Ik kon in de tuin kamperen en ik kreeg koffie en taart. Het was nog niet zo laat. Ik vroeg of ik iets kon doen. Misschien kon ik de taart voor morgen maken? Ja, ik kon iets doen... ik kon helpen met hooien. Zo blijf ik hier ook een paar dagen, tot het hooien is gedaan. Soms zit ik bij mijn tent en komt er een paard voorbij lopen. Ik mag de fiets lenen, waarmee ik door Bolzano fiets. Ik mis Mees en Erik en ik geniet op dezelfde tijd van dit verrassende en ontheemde leven.


Blogbericht 14 oktober 2016

REGEN ONOPHOUDELIJK

In de eerste maand liep ik 900 kilometer, in de tweede maand 500. Ik kom niet meer zo snel vooruit. Het komt omdat ik vrij word en meer tijd geef aan het reizen. Dat is heerlijk en spannend, sinds ik niet meer weet of ik nog ooit in Rome aan zal komen. Andrea heeft een Italiaanse brief geschreven, die ik laat lezen als ik graag in een tuin wil kamperen. Er staat in dat ik een Nederlandse ben die naar Rome loopt en dat ik graag in de tuin wil kamperen zonder problemen te maken.  Het werkt goed. Andrea belt mij regelmatig op om te vragen of alles goed gaat. Hij heeft mijn band geplakt. Hij liet het bad vol lopen, de band er in. Twee gaten vonden wij. Hij hield zijn duimen er op en ik moest een rondje om zijn duimen maken met een groene viltstift. De band weer in het water, het water groen en de rondjes niet meer te zien. Ik dacht: 'Allemachtig!' Ik zei niets, want hij is een man. Maar ik ging liever in de tuin werken dan erbij te blijven. Hij kreeg het wel voor elkaar. Gisteren was de band opnieuw lek, ik zag dat Andrea de plakkers op een volle band had geplakt. Italianen zijn misschien geen fietsers.

Ik heb in de tuin van een Italiaanse appel kweker gekampeerd. In de morgen nodigde de vrouw mij uit voor koffie. Dat wilde ik graag. We spraken elkaars taal niet, maar we vertelden elkaar veel. Ik ben nu uit het Duitse taalgebied Trento gepasseerd. Het is een hele mooie stad, met een Italiaans karakter. Voorbij Trento ben ik weer omhoog gegaan. Sindsdien regent het. Mijn tent stond hoog boven Trento, ik keek er op uit. Maar in de morgen was de stad verdwenen in de mist. Ik dacht: “Ik zou niet van die stad geweten hebben, als ik die niet toevallig gisteren had gezien”. Zo kunnen dingen zomaar aan een mens voorbij gaan. Het regent onophoudelijk. Ik ben volledig nat en mijn spullen zijn dat ook. Ik voel mijzelf daardoor nogal dakloos, ik zwerf van afdak naar afdak en ga naar iedere open kerk. Het leven zal wel eens weer anders worden, dat heb ik al zo vaak meegemaakt.


Blogbericht 20 oktober 2016

EEN MAGISCHE REIS

In de regen zat ik onder het afdakje van de schuur van Andrea in St. Andrea. Er kwam een hagedis uit de lucht vallen. Voor mijn voeten zat hij bewegingloos af te wachten, zocht tenslotte een schuilplaats. Ik had drie keer mijn brief laten lezen voor de vraag of ik in de tuin kon kamperen. Er waren drie antwoorden gegeven: 'Ik durf je niet hier te houden want ik ken jou niet,' 'Nee, hier mag je beslist niet blijven,' 'Je kunt hier niet blijven, maar ik zal mijn vrienden bellen.' Het is intens om angst en gastvrijheid te ontmoeten. Een mens kan zoveel keuzes maken en op zoveel verschillende manieren het leven betekenis geven. Het laatste antwoord was van Lisa, die heel nieuwsgierig op mij af was gelopen. Ik kon daar niet blijven door de problemen van haar vader. Ze bracht mij naar Andrea. Ik was verrast door de moeite die zij voor mij deed. 'Ik droom van de reis die jij maakt,' antwoordde ze. Andrea sprak een beetje Engels. Hij had het nog onthouden van zijn school. Hij kocht een pizza voor mij en daarna ging hij naar een afspraak. Andrea liet de poort open, toen hij vanmorgen naar zijn werk ging. Ik zou die dan dicht doen als ik vertrok, spraken we af. Maar toen ik in de morgen weg wilde gaan, zat er een oude vrouw op het bankje voor zijn huis. Ik weet niet hoe ze daar terecht kwam of vanwaar ze was. Andrea had niets over haar gezegd. Ze praatte tegen mij, ik begreep er geen enkel woord van. Ik wenste haar een goede dag en ik deed de poort dicht. Ik hoopte dat haar verblijf daar goed voor haar was, en geen probleem voor Andrea.

Dinsdag ben ik uit de Alpen gelopen. De bergen leken op twee armen die zich openden en ruimte gaven. Feitelijk was ik al eerder uit de Alpen gekomen, de dag er voor. Ik zat in Costa geknield op de straat naar een dode slang te kijken. Een fietser kwam langs en wilde het ook zien. Het was Ugo die in Bassano del Grappa woonde. Hij zou naar huis gaan en mij later zoeken. Een uur later was hij er al weer, in een auto die hij van een vriend had geleend. Het was een dilemma: ik wilde graag mee, douchen en mijn kleren wassen, maar ik wilde de hele reis lopen. Ugo zou mij de volgende dag naar de Costa terug rijden. Ik ging met hem mee. Bij hem thuis probeerde ik zo veel mogelijk mijn dingen te regelen en op dezelfde tijd een fatsoenlijke gast te zijn. Maar ik heb geleerd vrij brutaal te zijn. Ik wilde graag gas kopen. We fietsten samen van winkel naar winkel door heel Bassano. In Italië kan fietsen nogal een avontuur zijn. Ik fietste over drukke autowegen stralend achter een gele jas aan, vanwege het plezier dat ik er in had. Tenslotte zei Ugo: 'Na deze winkel is er geen andere meer. Ik hoop dat ze hier gas hebben.' Het was zo, ze hadden gas! Ugo is een dichter. Een dichter met fantasie. Ik heb nu een gesigneerde gedichtenbundel van hem mee op mijn reis. De volgende dag kon Ugo de auto niet meer lenen om mij terug te brengen naar Costa. Ik besloot dan zelf terug te lopen. Het was ver. Het laatste stuk kon ik met een propvolle bus mee. Alle mensen moesten opschuiven om mijn wagen in het gangpad ruimte te geven. Die werden daarvan niet chagrijnig. In plaats daarvan applaudisseerden ze voor de chauffeur en riepen: 'Bravo! Bravo!,' sinds de chauffeur zoveel moeite had gedaan om mijn wagen in de bus te krijgen. Hij bracht mij terug naar Costa. Zo kwam ik voor de tweede keer uit de Alpen. En in de avond was ik opnieuw in Bassano del Grappa. Ik liep een kerk binnen en woonde een dienst bij. Na de dienst gaf ik mijn brief aan de priester. Ik at in zijn huis met andere priesters en in de nacht sliep ik in een van hun gebouwen. In de morgen ontbeet ik koekjes en appeltaart met ze. Ik was nieuwsgierig naar hun leven, vooral ook omdat ze zo jong waren. 25 jaar ofzo. Toen ik weg ging, zei ik: 'Ik wil nog graag iets vragen. Wat betekent "sempre"?' Ik heb dat woord soms gehoord en soms gelezen. Ik vind dat een heel mooi woord. Ik wilde een tijdje de betekenis niet weten om dat mooie woord mysterieus te houden, maar nu vroeg ik het. De priester antwoordde: 'Het betekent "eeuwig" en je kunt het ook gebruiken voor "altijd".' Wow! Dat was precies het woord om aan een priester te vragen.

Nu ben ik in de Povlakte, zo'n 25 kilometer voor Venetië. Ik moet er veel aan wennen dat er geen bergen om mij heen zijn. Het lijkt soms op Nederland. Maar de Italiaanse huizen zijn volledig anders. Ik heb mijn tent nu opgezet op een veld tussen bomen en een lied aangevraagd voor mijn moeder. Dat kan zij horen op 31 oktober op 'Groot nieuws radio' tussen 7 en 8 uur. En als ze het mist, is er 'Radio gemist'.


Blogbericht 21 oktober 2016

IN DE SUPERMARKT

Vandaag wilde ik zo dicht mogelijk bij Venetië komen, zodat ik er morgen de dag door kan brengen. Mijn route gaat niet tot aan Venetië, omdat de laatste 20 kilometers over een autoweg gaan, langs de industrie van Marghera. Daarom gaat de route tot aan een camping waar ik met de bus naar Venetië kan gaan. Maar ik wil niet naar een camping en niet met de bus. Daarom loop ik langs de vierbaansweg. Het voelt gek, met mijn wagen langs die weg. Het voelt feitelijk alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben. Maar ik ben vastbesloten en het is niet verboden. De hele dag ging het lopen langzaam, ik weet niet waarom. En ik raakte vaak de weg kwijt. Er kwam een oma met twee kleinkinderen in een auto voorbij. Ze hield mij aan. Ze vroeg en ik kan ondertussen in Italiaans uitleggen waar ik mee bezig ben. Ze gaf me een enthousiaste handdruk. Ze kwam terug, nodigde mij uit om bij haar en haar familie te komen eten. Het zoeken naar manieren om elkaar te begrijpen is zo cool. We tekenden van alles. Ze vroeg hoe mijn zoon heette. Ik zei: 'Mees,' en ik wilde zeggen dat dat in Nederlands de naam van een vogel is. Op het laatst dacht ze dat Mees er van houdt om naar vogels te kijken.

Ik begon door al die dingen pas om vijf uur aan de vierbaansweg. Ik zag een supermarkt. Ik kon niet veel tijd besteden aan een supermarkt, maar misschien hadden ze koffie melkpoeder of anders gewoon melk. De caissière lachte al van ver vriendelijk naar mij. Ik begreep dat ze mij eerder vandaag had gezien in Mira. Ze vroeg een andere klant om in Engels aan mij te vragen of ik vannacht bij haar kom logeren in Dolo. Ik dacht: 'Wow! Zij is niet bang voor de vreemdeling!' Vannacht slaap ik daarom bij haar. In de morgen om acht uur moet ze weer in de supermarkt zijn en dan loop ik de laatste 8 kilometer naar Venetië. Nu wacht ik tot ze klaar is met werken.

VENETIË

De naam van de caissière is Bettin. In Dolo heeft ze een man en twee vervelende hondjes in een piepklein huis. Voor Dolo ging ik weer 16 kilometer terug met Bettin in haar auto. Mijn wagen bleef bij de supermarkt, sinds ik daar de volgende morgen weer met Bettin naar toe zou gaan. Ik nam kleding en toiletspullen mee. Bettin wees mij de kapotte huizen die we tegen kwamen. Twee jaar geleden was daar een tornado. We praatten via een vertaler op haar telefoon, een paar woorden Engels die zij kende en een paar woorden Italiaans die ik ken. Vanaf de supermarkt liep ik naar Venetië. Over die drukke weg. Er was een tram op één rail. Venetië heeft mij geraakt. De grote gebouwen op het water, ze zijn het geschenk van de voorouders. Hoe is dat tot stand gekomen! De gebouwen, de toeristen, de uitbuiters, de waterbussen en een gekte zoals ik nog nooit eerder zag. Eén dichte stroom mensen en ik daartussen met mijn wagen. Op de trappen was een helling gemaakt voor alles dat rollend ging. De wagen was zwaar en de helling glad. Ik gleed de hele tijd naar beneden. Mensen duwden mij en de wagen over langs de hellingen over bruggen. Ik wilde uit de stroom en op een bankje gaan zitten. Ik hoorde hele mooie vioolmuziek. Ik had bijna dat gevoel op de 'Titanic' te zijn.

Een man liep op mij af met cake. Ik was blij dat iemand met mij sprak. En een andere man en vrouw legden hun kind op het bankje te slapen. Wij waren geïnteresseerd in elkaar, we hadden een mooi gesprek met z'n vieren. Ik lachte veel om de man met de cake, Eugene. Hij kwam voor een demonstratie. We zochten een café met een toilet. Eugene had niet veel gevoel voor de irritatie van anderen. Dat maakte hem een beetje naïef en zeer voortvarend. Ik zag de gezichten van anderen en ik vermaakte mij. Na het afscheid liep ik door Venetië. En ik ging met de waterbus door het mooiste 'kanaal'. Ik heb alleen een eerste indruk gekregen, maar het was genoeg voor deze reis. In schemer liep ik over de brug terug. Niet zo cool. Terug bij de supermarkt had ik het ergste gehad. Ik ging op een hekje zitten, naast een deur, en belde Mees. Een man kwam aan met een winkelwagen. We keken elkaar aan, terwijl ik met Mees praatte. Mees zei: 'Herinner de boks skills die we hebben geoefend.' Ik zei: 'Goed! Maar het lijkt me niet echt nodig.'


Blogbericht 24 oktober 2016

IN EEN STAL

We keken elkaar een poosje aan. De man was zo verlegen, dat ik begon te denken dat hij op mijn terrein was, in plaats van ik op die van hem. Hij vroeg tenslotte: 'Spreek je Duits?' Ik spreek beter Duits dan Italiaans. Ik vertelde over mijn reis. Ik vroeg of hij hier woonde. 'Ja,' antwoordde hij, 'Kom maar kijken.' Hij deed de deur open naar een binnenplaatsje. Ik vroeg direct of ik daar in de nacht kon blijven. Hij wees naar twee plekken waar mijn tent zou kunnen staan. Het was donker, ik zag niet veel. De man zei: 'Hier is mijn huis.' Hij schoof een gordijn opzij en door een gat in een muur gelopen, was ik in zijn huis. Het was feitelijk een stal of zoiets. Zijn vrouw woonde in het gangetje om de hoek. Daar was geen licht. Ik zag haar in het duister in een bed liggen. ik moest er aan wennen. De man, Walter uit Kroatië, ging met de boodschappen aan de slag. Hij had die boodschappen gevonden in de container van de supermarkt. Cola, kaas, ijskoffie, chocola, worst, ham, pizza's. Hij was blij en ik ook. 'Dat heb je heel goed gedaan!' zei ik. We ruimden de boodschappen op. Zijn vrouw was uit bed gekomen. Ik dacht dat ze dement was. 'Dronken,' zei Walter. Ze zag mij, ik gaf haar een hand. Ze schuifelde naar het bed van Walter, naast de koelkast en de televisie. Ze riep de hele tijd naar Walter, die steeds met een zaklamp naar haar toe ging. 'Wat moet ik doen?', vroeg hij, 'Ze wil wijn. Ik ben bang dat ze er dood van gaat, maar zo onrustig houd ik haar niet.' Hij kocht de wijn, liet mij met de vrouw alleen. Ze kwam overeind. Ze was er slecht aan toe. Ik dacht er aan dat ik haar vast kon houden, maar ik wilde het niet. Ze kwam naar mij en liet zich in mijn armen vallen. Ik streelde haar. Walter kwam terug met kartonnen pakken. De vrouw dronk uit het pak veel, ging naar haar eigen bed en daarna hoorde ik haar niet meer. Walter vroeg waar ik de vorige nacht had geslapen. 'Bij die caissière met dat rode haar,' zei ik. Walter kende haar. Ik mocht haar niet vertellen over de boodschappen. Walter en ik speelden schaak bij een soort bouwlamp.. Met onze jas aan, sinds er geen verwarming was. Walter heeft een paar competities gewonnen. Ik was nogal geen partij voor hem. Als ik geen goede zet deed, zei hij: 'Zo kan ik je op twee of drie of vier manieren eten.' Als ik een goede zet deed, zei hij: 'Interessant!'

Tussen bouwplastic stond een extra bed waar ik kon slapen in mijn slaapzak. Walter deed een plank en een balk voor het gat in de muur. In de nacht moest ik hem wakker maken om naar de wc buiten te gaan.

De vrouw was in de morgen heel anders. 'Ik drink niet meer,' zei ze. Een uur later was ze dronken. Ze schreeuwde en riep naar Walter. Walter was druk met haar en radeloos. Hij kocht nieuwe wijn. De vrouw wilde dat ik bleef, ze huilde en probeerde me tegen te houden toen ik mijn spullen weer inpakte. Walter zei dat ik best kon blijven, sinds er in november een bus naar Rome gaat.

Iemand belde Walter om de boodschappen te kopen. Zo komt hij aan geld. Ik ging weg, omhelsde de twee. Walter gaf mij een paarse ketel mee. En een koffer wilde hij mij mee geven. Ik kon nog nauwelijks boven mijn wagen uitkijken. Toen zag Walter ook dat het niet praktisch was. Ik liet de koffer daar. Hij liep een stukje mee. Hij was weer even verlegen als op het eerste moment. Hij ging naar huis en ik liep weer naar Dolo, naar Bettin en haar hondjes en haar man.

TERUG IN DOLO

De route vanaf Venetië ging eerst weer terug, zodat ik weer langs Dolo kwam. Bettin en haar man Marco hadden daarom gevraagd of ik bij hun terug wilde komen. Zij wasten in de tussentijd mijn kleren. Bettin had een afspraak, Marco kocht pizza's. Hij is een fijne man, van wie het hart bijna aan de buitenkant zit. Ik gaf de paarse ketel aan Bettin, zij vond die mooi. Het meeste in haar kleine huis was paars. Ze zou nogal verbaasd zijn, als ze wist van wie die ketel was geweest, maar ik zei het niet. Mijn band was de volgende morgen weer leeg. Ik plakte die samen met Marco, maar het had geen effect. Eindelijk heb ik daarom mijn eerste binnen- en buitenband vervangen. Dat was ook goed, sinds ik al lange tijd buitenbanden en schoenen aan mijn wagen had hangen. Marco spaarde stickers die hij mij liet zien. Hij plakte stickers op mijn wagen. Hij wilde een MTB-sticker van mountainbike er ook op plakken. Ik zei: 'Het is niet handig, sinds ik ook een MBT-sticker heb.' Maar Marco plakte die toen onder de wagen, feitelijk onzichtbaar. Ik kon van Marco en Bettin horen dat het leven in Italië niet zo gemakkelijk is, en ik kon het ook zien aan het kleine rommelige huis en hun lusteloosheid, dat leek op moedeloosheid. Ze rookten aan één stuk wiet, wat in Italië nogal verboden is. Ik herinnerde mijn eerste gevoel over Bettin, in de supermarkt. Het was lichte ergernis over traagheid, terwijl ik nog in duisternis langs een drukke autoweg wilde lopen en haast had. Ik had het laten gaan en in plaats daarvan haar rust ondanks een lange rij voor haar kassa bewonderd. Ik begreep nu waar die rust vandaan kwam.

In Bolzano, bij het hooien, had ik Thomas ontmoet. Een jongen van zo’n 30 jaar. Hij was aangehouden en zijn wiet werd gevonden. Hij kwam daarom in een soort psychiatrische inrichting en zijn familie was verwoest. Hij kon nog moeilijk werk vinden en hij voelde zijn leven voorbij. Die soort wanhoop en machteloosheid, die ik nu een paar keer zag, doet mij afvragen waardoor voor mij het leven een mooie uitdaging is terwijl een ander mens iedere dag een strijd voert.

Marco fietste met mij mee naar het volgende dorp, waar ik weer op de route was. Ik liep door de povlakte op een grijze dag. In de avond kampeerde ik bij een boer onder zijn afdak en ik at met hen. Vandaag begon mijn elfde week, geloof ik. En na tien weken ben ik nog telkens schoon geworden. Vandaag opnieuw was de dag grijs en het landschap is dat feitelijk ook. Uitgestrekte akkerbouw, als een eindeloze woestijn.


Blogbericht 25 oktober 2016

KLEINE ONTMOETINGEN

Een onfatsoenlijke kerel kwam ik tegen. Twee dagen achter elkaar. De eerste keer vroeg hij of ik getrouwd was. Ik stak mijn hand op, waaraan de trouwring die ik voor deze gelegenheden draag. 'Ah... sorry,' had hij gezegd en hij was gegaan. De dag nadien stopte hij opnieuw naast mij. 'Ik heb je eerder gezien,' zei ik, 'Waar was het... In Mira?' 'In Dolo,' antwoordde hij. Hij vroeg of ik kleine kinderen had. 'Nee, een grote,' zei ik. Hij vroeg of ik geen zin in seks had met hem. Ik herhaalde het woord een paar keer en zei: 'No capito.' 'Ses,' probeerde hij in onhandig Engels en hij maakte een vreemde beweging. 'Ses... Ses... ingeengevalmetjou... Ses..,' zei ik alsof ik nadacht over wat ooit dat woord zou kunnen betekenen. 'Scuzi... no capito.' 'No capito?', vroeg hij. Hij durfde zichzelf niet verder in verlegenheid te brengen en hij ging weer.

En in een kleine winkeltje kocht ik een soort brood. Ik betaalde met mijn pas. lneens was het bedrag veel hoger. Het drong te laat tot mij door. 'Is betalen met een pas zo duur?'; vroeg ik, 'Dat had je mij moeten zeggen.' 'Dat ís het systeem,' antwoordde hij. 'Whatever! Je had het moeten zeggen,' herhaalde ik. Ik legde mijn zakje met afval in de ingang van zijn winkel. Dat vond ik de juiste reflectie.

Maar vandaag zat ik op een muurtje aan de weg. Uit het dorp in de verte kwam een man aan gereden. Hij zei: 'Mijn familie is hier. Ben je oké? Heb je iets nodig? Water of iets te eten?' Ik antwoordde: 'Ik ben heel erg oké, dank je wel!' 'Je bent welkom', zei de man en hij reed terug naar dat dorp in de verte. Ik was verbaasd dat hij wist dat ik hier was. Verbaasd en dankbaar.

En op een plaats waar de weg was opgebroken, zo totaal dat ik er niet meer langs kon, was er opeens een man die vroeg waar ik naar toe wilde. 'Het is niet nodig dat je deze weg neemt,' zei hij, 'Je kunt daar langs gaan en de tweede brug over gaan.' Even snel als hij er was, zag ik hem niet meer.

Ik zag een piepklein dood slangetje en even later een grote worm. Dat schudde mijn gevoel van verhoudingen. Ook zag ik de grote vriendelijke bruine rat met oranje tanden, waarover ik al eerder hoorde. Het was een merkwaardig gezicht en hij leek feitelijk op een otter.


Blogbericht 29 oktober 2016

POVLAKTE

Aan de Po sliep ik in een soort paradijs met verschillende kleuren groen. Bomen met lange slingers in een woud van hedera. Het leek een soort dorp, sinds de bomen hutten maakten. Ik sliep in één er van. Op de grond zag ik lichtjes aan en uit gaan. Ik begreep niet precies wat ik zag. Ik wist daarom ook niet zeker of ik het echt zag. Dat is zo gek, dat je je eigen ogen niet gelooft, zodra het niet meer gekend is. Het moeten lichtgevende diertjes zijn.

De bugpovlakte was uitgestrekt. Ik kon kilometers ver kijken zonder een boom. Sempre dritto was het hier: eeuwig recht vooruit. De aarde was zwart, de lucht grijs. Overal huizen met hekken en kleine hondjes. Als ik langs liep, stormden ze naar het hek, begonnen te blaffen. Na een halve minuut blafte de hele buurt. Ik vond het niet fijn en ik werd na een paar dagen moe er van. Vandaag vertelde iemand dat er veel hekken en honden zijn om veel criminaliteit vanwege de Roemenen. Een idee of echt waar, het is allebei mogelijk. Ik was blij toen ik bij de Po aankwam, voor afwisseling. Maar veel leven was daar ook niet. Ik zag geen enige boot.

Morgen kan ik in de Apennijnen zijn, daar kijk ik naar uit. Ik kampeer nu al veel nachten in een tuin omdat ik bijna geen bosjes vind. Het is gezellig en ik hoef niet in de avond tot ik ga slapen op ieder licht of geluid te letten. Ik douche bijna vaker dan thuis. Een nacht sliep ik bij drie gezinnen van één familie bij elkaar, in een deel van het huis dat werd verbouwd. Ze spraken evenveel Engels als ik Italiaans. Ik douchte bij de één, at bij de ander en sliep bij de derde. Waar ik at, lachte de vrouw van het huis als een cabaretier. Haar lach was een taal op zichzelf, zoals: het maakt niets uit of je wel of niet begrijpt wat ik zeg. In de morgen bij de koffie gaf ze mij een kaartje van de zwarte Maria en Jezus uit Sicilië. Gisteren kampeerde ik bij een boer. Al mijn kleren konden in de wasmachine. Na elf weken ben ik daardoor nog altijd schoon! Vannacht slaap ik in Búdrio. De schoondochter werd gehaald, omdat ze Engels spreekt. Ze is een Griekse architecte. Soms wordt het een hele drukte als ik ergens kom. Ik moet er veel om lachen en op de zelfde tijd vind ik het hartverwarmend. De Griekse architecte vertelde mij over de goden van Griekenland en over de betekenis van mijn naam. Toen zei ze dat ze jehovagetuige is. Dat was bijna het laatste dat ik had verwacht. Ze zou wat Engelse lectuur voor mij opzoeken dat ik onderweg kon lezen. Daaraan kon ik het herkennen: jehovagetuige. Ze schreef voor mij een brief in het Grieks, voor als ik in Griekenland wil vragen of ik in de tuin mag blijven met mijn tent.

In een vreemde taal heb je feitelijk maar weinig woorden nodig om veel te kunnen zeggen. De vrouw van het huis waar ik vannacht kampeer was nieuwsgierig waarom ik precies aan haar vroeg of ik in de tuin kon blijven. Ze veegde de straat. We hadden elkaar gegroet en na 10 meter was ik omgekeerd om haar te vragen of ik in haar tuin mocht blijven. Ik herinnerde de bordjes bij kerken en winkels als ze open zijn: aperto. Ik antwoordde: 'Ik zag je gezicht. Het was open.' Ik weet ook het woord voor licht en donker. Daardoor konden we discussiëren of de klok vannacht vooruit of achteruit gaat.

Ze vroeg ook hoe ik mijn telefoon opgeladen houd. Ik antwoordde dat ik een kleine solar heb en, als het nodig is, soms naar een kerk ga om een stopcontact te zoeken. Ik zag de wachttoren (guardia torro) en een open bijbel op haar keukentafel liggen. Ik weet niet precies hoe ze over mijn antwoord dacht.

Ik zag vandaag een hele grote krekel. Hij zat op straat, draaide zijn hoofd en keek naar mij met grote bolle ogen. Want hij had een nek! Zijn hoofd leek op het hoofd van ET. Dezelfde vorm, dezelfde kleur.


Blogbericht 30 oktober 2016

DE EERSTE HEUVELS

Hallo. Ik zag een dood dier op straat liggen. Een beetje dik met korte pootjes. Op zijn hoofd heeft hij een hanenkam en zijn bruine vacht eindigt in lange stekels. Ik weet niet wat het is. Ik was mijn portemonnee vergeten, ik moest twee kilometer terug. En aan het einde van de dag verloor ik de weg. Om die dingen liep ik niet ver. Ik probeerde het in de laatste uren nog in te halen. Ik vroeg aan een oude man naar de weg. Hij zou een stukje meelopen. Hij praatte heel veel en hij liep heel langzaam. Soms bleef hij zelfs stil staan. Hij liep een lange tijd mee. Ik was ongeduldig. We liepen over een drukke autoweg. Ik begreep dat hij mee wilde lopen naar het volgende dorp. 'Oké, plan B dan', dacht ik, 'Plezier hebben in het nieuwe tempo.' Ik zei: 'Zullen we een selfie maken?' We maakten een selfie aan de kant van de drukke straat. De man wilde met zijn telefoon ook een foto maken. Hij hield zijn telefoon omhoog. Op het scherm zag hij het handvat van mijn wagen, maar hij begreep niet wat het was en ook niet waarom hij ons niet kon zien in het beeld. Zijn telefoon kon geen selfies maken. Ik maakte een foto terwijl we probeerden goed voor de lens te staan. Hij stond er half op of ik stond er half op. Het kostte veel tijd, maar het maakte niet meer uit. Ik dacht dat hij zei dat hij bij het volgende dorp links zou gaan waar mijn weg rechts was. Maar na het dorp liep hij nog steeds met mij. En het volgende dorp was twee kilometer verder. Ik vroeg waar zijn huis was, ik zei dat het een uur eerder donker zou zijn vanavond, dat ik graag wilde dat hij terug ging. De man bleef bij mij. Ik dacht: 'Allemachtig! Ik kan die man toch niet in het donker op deze drukke weg terug laten lopen. Hoe krijg ik hem zo ver dat hij naar huis gaat.' We hadden een uur over twee kilometer gedaan en het begon te schemeren. Ik begon harder te lopen, de man moest bijna rennen. 'Tranquille!', zei hij. 'Ik kan bijna niet meer tranquille', antwoordde ik. Toen nam de man afscheid. We bedankten elkaar. Ik zag dat ik de Appenijnen in gelopen was. Ik nam de eerste de beste zijweg om een slaapplek te zoeken. Een vrouw kwam in een hele oude auto mij voorbij. Ik zag een hek elektrisch dicht gaan, ik begreep dat deze weg naar privéterrein leidde. Ik draaide om en zag de auto met de vrouw op mij wachten. Ze vroeg mij iets. Ik begon te praten. Dat ik van Holland kwam, op weg naar Rome. Ik kon nog altijd de weg zijn kwijtgeraakt, maar ze had het door. 'Daar bij de kerk kun je slapen,' zei ze. De priester van de kerk leek meer op een boer. Oude kleren, vieze handen, een grote houten kruis om zijn nek. Ik mocht gerust mijn tent daar opzetten. Hij ging weer verder sleutelen aan een fiets. Ik zat een tijdje achter de kerk. Een Afrikaanse jongen uit Gambia keek uit het raam van de kerk naar mij. Hij woonde daar met andere Afrikanen. Hij hielp mij met mijn spullen. En de priester kwam aan met de fiets. Die had hij voor de Afrikaanse jongen geregeld en gerepareerd. Ik herinnerde mijn verblijf in Bassano del Grappa bij de priesters. Die waren druk met meetings. Deze priester werkt met zijn handen en hij rijdt op een motor. In de avond vroeg hij of ik het goed had. Hij bracht mij appeltaart.

Ik was vandaag naar de supermarkt gegaan. Een caissière liet zien hoe ik zelf mijn boodschappen kon scannen. Ze zei: 'Je hebt een grote wagen bij je.' Ik antwoordde dat ik een wandeling maakte. 'Dat heb ik gelezen op Facebook,' zei ze verrast en ze vertelde mijn hele verhaal. Uit Nederland naar Rome, blond en lang en met een tent. Maar niet in een hotel of B&B. Een klant maakte een foto van ons. Ik vroeg de caissière de groeten van mij te doen op Facebook.


Blogbericht 1 november 2016

IN DE APPENIJNEN

Ten slotte mocht ik binnen in de kerk slapen. Voor de ramen waren luiken die mijn kamer zo donker maakten, dat ik mij versliep. Onderweg was overal support van voorbijgangers. Ze staken een duim op, begroetten mij uitbundig, of zeiden zoiets als: 'Brave, brave!' In een kleine plaats ging ik in een bar. Ik hoopte dat ik er brood zou vinden voor de volgende 30 kilometer zonder supermarkt. De man achter de bar riep: 'Ja, kom er in met die wagen! Jij bent een Hollandse, want alleen Hollanders maken zulke reizen. Je bent de eerste die ik ontmoet die lopende is, dat wel.' Hij vroeg waar ik overnachtte. 'Meestal in de natuur,' antwoordde ik. Hij zei: 'jij bent een sterke vrouw hier in de berg is een wolf.' In één adem door zei hij het zo. Het brood schonk hij mij om mijn moed. Hij wilde dat ik in Rome één moment aan hem zou denken. Ik wist al dat ik heel vaak aan hem zou denken, om de informatie over de wolf. Een vrouw in de bar kwam bij ons. Ze woonde in Loiano, waar ik voorbij zou komen. We hoopten dat we elkaar daar opnieuw zouden zien. Deze eerste echte dag in de Apennijnen, klom ik 800 meter. Ik bereikte Loiano in de schemer. De plaats was veel groter dan ik had verwacht. Dat was in schemer niet zo fijn. Ik kwam de vrouw uit de bar daar weer tegen met haar kinderen. We waren allebei verrast. Een bekende tegen komen, is nu een kleine wonder. Ze wees me waar ik een supermarkt kon vinden. Na de supermarkt was het vrijwel donker. Sinds het toch wel moeilijk zou worden om een plek te vinden, ging ik eerst chocola eten. Ik probeerde drie keer te vragen of ik ergens in een tuin kon blijven. De eerste bij een autobedrijf. De man zei dat ik problemen zou krijgen met de beveiligers die in de avond langs zouden komen. De tweede had helemaal geen tuin. Bij de derde blafte een hond zo agressief als ik nog nooit gehoord had. Daar durfde ik niet eens naar de voordeur te gaan. Dat was het laatste huis van die plaats. De onverlichte weg ging weer omhoog. Er was veel mist, ik zag feitelijk niets meer. Mijn zaklamp gebruikte ik om zichtbaar te zijn en te zoeken. Rechts van de weg was een diep dal, links van de weg een steile helling. Na twee kilometer kwam ik op een kleine panorama. Een uitkijkpost. 'Dit zal het moeten zijn,' dacht ik. Eerst zitten op een van de bankjes en er over nadenken. Er kwamen veel auto's langs die plek. Andrea uit Meran belde op. Ik had wel gewild dat hij mij kwam halen, maar dat is inmiddels drie uur rijden. Ik belde mijn moeder. Het was precies een jaar geleden sinds mijn vader stierf. We konden niet geloven dat de tijd zo snel was gegaan. Tenslotte belde ik met Egmond die mij goede moed gaf. Ik merkte op dat één plek achter een bankje tamelijk buiten het bereik van de koplampen bleef. Daar kon ik met mijn matras achter liggen. Niet in mijn tent, sinds de tent boven het bankje uitstak. Mijn wagen legde ik achter een ander bankje. Mijn tassen en mijn schoenen bond ik aan een paal. Mijn zaklamp, paspoort en telefoon deed ik in mijn slaapzak. Ik sliep feitelijk goed, 10 meter van de weg af. Goed en warm en in de morgen vroeg gewekt door de eerste auto's en het licht. Die soort avonturen zijn achteraf nogal cool. Maar vooral achteraf. Vandaag liep ik over het hoogste punt van mijn reis door de Apennijnen. Ik zocht nu wel eerder een plek voor de nacht. Ik hoor een uil. Ik hou veel van dat geluid. Voor de wolf heb ik een paar oplossingen: ik maak mij klein, ik schijn in zijn gezicht met mijn zaklamp, ik spuit met mijn pepperspray of ik steek mijn campinggas aan. Als ik bang ben dat een mens mij vindt, leg ik mijn wagen voor de ingang van mijn tent. Voor de wolf zal dat niet uitmaken. Mijn eten hang ik in een boom, behalve wat ik echt niet kwijt wil: mijn boterdoos met boter en de honing. Ik heb niet gehoord van beren hier. Echt bang ben ik nu nog niet, want wolven zoeken meestal geen mensen. Ik gebruik mijn zaklamp zo weinig mogelijk, sinds een zaklamp lijkt op het drinken van zout water. Als ik mijn zaklamp aan doe, zie ik de omgeving niet. En als ik hem weer uit doe, zie ik helemaal niets meer. Dan moet ik hem weer aandoen om iets te vinden. Ik kijk met mijn zaklamp meestal wel of ik niet op een slang zal plassen of als ik in mijn route wil kijken waar ik ook alweer ben. Ik ben nu 53 kilometer van Florence vandaan. Mijn eerste grote doel, Rome, is nog 475 kilometer lopen. Minder dan het Pieterpad. Het is hier heel erg mooi. In de morgen wil ik eerst mijn winterjas en handschoenen aan. Twee uur later loop ik in mijn hemd.


Blogbericht 2 november 2016

HERINNERINGEN

Het heeft aan een stuk door geregend. Zachte druppels vroeg in de morgen waardoor ik eerst nog dacht dat het bladeren waren die op mijn tent vielen. Ik kwam na een tijdje op het idee van regen, ik stak mijn hoofd naar buiten. Ja, regen. Dat is zo lang geleden! Het was nog donker. Ik wachtte af. Het ging steeds harder regenen. Ik bleef op deze plaats in mijn tent. Een keer heb ik in regen gelopen, vlak na Trento. Zeven en een halve kilometer op die dag van afdak naar afdak en op het laatst volledig nat. Ik kon mijn handen zelfs niet meer droog krijgen. Drie dagen daarna was nog altijd mijn slaapzak niet droog. Ik blijf daarom nu binnen als het regent. Binnen in mijn tent. Ik naai wat spullen die beginnen kapot te gaan, schrijf brieven, lees over Florence, maak koffie, slaap en mijmer. Ik herinner dingen van lang geleden. Maar die herinneringen zijn nog altijd uit deze reis. Ik zou wel kunnen geloven dat ik al jaren op reis ben. Ik herinner de babymarter die ik vond aan de Rijn. Ik zag dat dier rondjes rennen in bladeren aan de weg. Ik dacht: een vrolijk dier. Maar toen ik dichtbij was, zag ik dat het een babymarter was. Zeker zijn moeder verloren. Ik zei tegen voorbijgaande fietsers: 'Voorzichtig voor de babymarter!' Maar één fietser fietste er dwars over heen. Hij bewoog niet meer. Ik legde hem in het gras, bedekte hem met bladeren. En na een kleine tijd bewoog hij weer. Hij begon zelfs weer rondjes te rennen. Ik deed hem in mijn pan. Ik gaf hem water in de dop van mijn fles. Maar hij dronk ervan niet. Hij maakte onophoudelijk rondjes. Ik wist feitelijk niet wat ik met het dier moest doen. Misschien kon ik hem in leven houden, maar hoe zou ik reizen met een marter. Er kwam een familie aangefietst die nieuwsgierig was. Zij hebben tenslotte mijn pan met de marter naar de dierenarts gebracht. Ze kwamen daarna terug met de pan en een verslag. Ik herinner de winterjas die ik kreeg, vlak voor de Alpen. Een lange dikke roze winterjas. Ik had die gekregen toen ik de sleutel terug bracht van het lege huis waar ik in de nacht in mocht slapen. De vrouw had aan de jas gedacht en die van de zolder gehaald. Soms is het aannemen van een geschenk ook een geschenk. Ik wist niet hoe ik de jas kon weigeren. Maar het zou een hele inspanning worden, de jas over de Alpen te slepen, sinds hij niet meer in mijn wagentje paste. De avond erna belde ik aan bij een vrouw die nors naar mij keek en zei: 'Geen probleem dat je je tent opzet in mijn tuin.' Ik wilde haar zo weinig mogelijk storen, maar ergens vandaan kwam het aanhoudende gevoel dat de jas bij haar een goede plek zou vinden. Ik belde weer aan en gaf haar de roze jas. Ze was blij, ik ook.


MIJN MBT SCHOENEN

Lees